Rosie Huyvetters (onderaan), de latere uitvindster van het plastieken poepemmertje, op bezoek bij Mémé Roosens die sinds een tweetal jaar incontinentiepatiënte is.
Auteur: Luc Vandromme Page 33 of 43
Robert en Hubert Dierckens, dé koningen van de tandem tijdens de zesdaagse van Gent (’31, ’35, ’36, ’38, ’46, ’49)
Andrea Lepla, het slangenmeisje uit Brakel, met haar dochter, haar twee kleindochters en haar twee achterkleindochters
Moeders met een kind.
Willen met de school stoppen.
Leren is een berg.
Steentje bijdragen.
Ik ben ook een nieuwe man.
Puree, prei en vis.
Een moskeebezoek.
Vijf zuilen en een imam.
Zeg, waar ligt Mekka?
De baas is een gek.
Een Gestapo en een Stalin.
Macht is sluipend gif.
Rokje en laarzen.
Meisjes zijn soms dametjes.
Schepper, Gij zijt Cool.
Kruip nooit door een gat.
Dat kleiner is dan je hoofd.
Baby weet dat niet.
De wolken jagen.
De trots valt uit de kruinen.
Het bos denkt in herfst.
De Beatles zingen
mijn jeugd op de radio.
Ik wil ook groupies.
Armen in de lucht.
Plezierig ballen gooien.
Bejaard zijn is triest.
Skiën is vrijheid.
Jodelen in de bergen.
Tot je je been kraakt.
De Bisschoppelijke Meisjesschool van Strombeek-Bever. Bérénice Vanvleteren zal van het overhandigen van bloemenruikers later haar beroep maken.
André Masselis, alias Andrea Duchatelet, in zijn lievelingspak van ‘ongenaakbare’
Net als haar zussen en tantes heeft Louise Deceuninck, de dichteres uit Marke, altijd gedroomd van een man met een snor.
Pauline Vandorpe, toen ze nog ongeboren was en er van haar virtuositeit op de harp dus nog helemaal geen sprake was.
Laurette Driessens (vierde links op het brugje), de latere eerste geneeskundestudente onder de twaalf jaar.
Romain Peyskens, de man met het verduiveld uitzonderlijk goede gehoor.