De tijd is er om ons gevoel van verleden en toekomst vorm te geven
In zijn laatste drie romans onderzoekt Luc Vandromme het thema ’tijd’. Omwille van de soort speelt zich af in de toekomst en laat je stilstaan bij wat het verliezen van je eigen keuzevrijheid met je doet en hoe we dan met elkaar omgaan. Niets verlaat de tijd laat zich lezen als een familiekroniek waarin Vandromme op zoek gaat naar waar hij zelf vandaan komt. Hij reconstrueert het verleden en verbindt het met deze tijd. In zijn nieuwste roman Tussen de dagen gaat de auteur nog een stapje verder. Hierbij dringt het begrip synchroniciteit zich op. De letterlijke betekenis hiervan is ‘gelijktijdigheid’. Een verhaallijn speelt in de zestiende eeuw en een andere in 2009. Ze hebben ogenschijnlijk niets met elkaar te maken, maar komen in deze roman op een magische wijze bijeen en zorgen voor een verpletterend slotakkoord.
Tussen de dagen is een meeslepende en tegelijk gelaagde roman. Je zou het zelfs een ‘moordverhaal’ kunnen noemen. Vandromme grijpt je bij de kladden en laat je niet meer los. Zijn personages zijn levensecht, in een paar woorden zet hij een karakter of een sfeer neer en zijn stijl is om van te smullen. Zo voel je de hitte van de dag in deze zin: “Onverschillig zuigen de banden in het verzadigde asfalt.” Of als hij het heeft over de huizen in de Haan: “De bombastische witte huizen liggen in voluptueuze tuinen.” Hij schrijft snel, filmisch, in een eenvoudige taal, to the point. De roman verbeeldt enerzijds een persoonlijk gevecht en anderzijds een maatschappelijke strijd.
Gregoriaanse kalender Aan de basis van de roman ligt de Gregoriaanse kalender, genoemd naar paus Gregorius XIII, die hem in 1582 instelde. Om de tijd ‘synchroon’ te laten lopen met het ‘werkelijke jaar’ moesten tien dagen worden geschrapt. Met de landen waar hij niet ingevoerd werd ontstond dus een verschil van tien dagen. Rondom de invoering van die kalender speelt de eerste verhaallijn in de roman. Aan de orde komen onder meer de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen, het seksueel misbruik in de kerk, de pausverkiezingen, de spanning tussen katholieken en protestanten, het machtsmisbruik, de ontwikkeling van de wetenschap versus de axioma’s van de kerk, de rol van de politiek ten opzichte van het geloof. Vandromme laat zien dat hij gedegen onderzoek verrichtte. Het Concilie van Trente speelt een cruciale rol in het verhaal. Er moest hervormd worden en misstanden binnen de Katholieke kerk moesten aangepakt worden. Bovendien moest de houding ten opzichte van het protestantisme bepaald worden.
De magie van tien Tien dagen en wat er ’tussen die dagen’ afspeelt vormt het frame van beide verhaallijnen. De eerste verhaallijn speelt in 2009 en is in de ik-vorm én in de tegenwoordige tijd geschreven. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de 48-jarige Mauro Russo. Hij is lector, getrouwd met kunstenares Lotte en vader van twee dochters. Zijn directeur vraagt hem een “toekomstgerichte cursus” te ontwikkelen, met als onderwerpen complementair geld, stamcellen, duurzame energiebronnen, robots, afval wordt voedsel. Daarnaast heeft Mauro last van nachtmerries waarin hij de naam van een vrouw roept. Zijn echtgenote Lotte denkt dat hij vreemd gaat en vertrekt op vakantie met haar vriendin Hannah om over dat alles na te kunnen denken. De dochters gaan tien dagen op schoolkamp. Wat is er met hem aan de hand? Is er iets uit zijn verleden wat zich aan hem opdringt? Het feit dat Mauro een Italiaanse achtergrond heeft, vormt een brug naar de tweede verhaallijn. Die begint in 1560 en is geschreven vanuit een auctorieel perspectief en in de verleden tijd. Hierin staan twee personages centraal: Misa Giglio en Lanzo La Catena. Misa is de dochter van een wetenschapper die experimenten uitvoert die tien dagen duren. Een van die onderzoeken heeft rampzalige gevolgen voor zijn gezin. Misa overleeft het experiment en komt onder de invloed te staan van pastoor La Catena, die haar continu misbruikt en zwanger maakt. La Catena wil paus worden. Alles moet daarvoor wijken. Lukt dat? Slaagt Misa erin om zich van haar trauma’s te bevrijden en vrij te worden?
Reizen door de tijd Om beurten komt het verhaal van Mauro en dat van Misa en La Catena aan de orde. Elk deel bestaat uit een aantal hoofdstukken waardoor de personages en de ontwikkeling van het verhaal reliëf krijgen Door een brug te slaan tussen de twee tijdsgewrichten, laat Vandromme de lezer als het ware reizen door de tijd. Een voorbeeld. In het Italië van de zestiende eeuw kwamen geloof en wetenschappelijke ontdekkingen met elkaar in botsing. Het invoeren van de Gregoriaanse kalender is daarvan een voorbeeld. Ging dat niet in tegen het scheppingsverhaal? “Het gekke is dat de tijd niet bestaat. We hebben die uitgevonden om ons gevoel van verleden en toekomst vorm te geven,” zei de vader van Misa. Wij hebben net als Mauro en Misa een verleden, een heden en een toekomst. Vandromme reflecteert op hoe we als persoon met onze persoonlijke trauma’s en onze ambities omgaan en wat voor effect dat op de mensen in onze omgeving heeft. De foto op de cover is van de hand van Vandromme. Het verwijst naar het trauma van Mauro en Misa. De foto is eigenlijk een cyanotypie. Dit is een oud fotografisch procedé uit de helft van de negentiende eeuw. Door deze oude techniek te gebruiken legt hij een extra link in de tijd. De oude techniek heeft iets van het verleden in zich en oogt tegelijkertijd heel hedendaags.
Luc Vandromme is een groot verhalenverteller met een heerlijke vloeiende schrijfstijl en je kunt gerust stellen dat hij met zijn werk een vaste plek verdient in de Nederlandstalige literatuur. Hij heeft de kracht om een inhoudelijk verhaal te vertellen dat diepgang heeft. Tussen de dagen is bovendien spannend én het – en dat is misschien wel de grootste verdienste – stimuleert de verbeeldingskracht. Tussen de dagen is een roman die je lang bijblijft.
Tussen de dagen, de wervelende nieuwe roman van Luc Vandromme, ziet zaterdag 24 februari 2024 het levenslicht. Deze achtste roman (de derde bij de Nederlandse uitgever Godijn Publishing)is onvoorspelbaar, nieuw. Zoals een kunstwerk hoort te zijn.
Tussen de dagen
Tussen de dagen is opgebouwd uit twee verhaallijnen die in eerste instantie weinig met elkaar te maken lijken te hebben. Elke verhaallijn ontwikkelt zich op een eigen manier. Met een eigen taal en een eigen beeldende kracht. Het boek leest als een jamsessie van jazzmuzikanten.
De eerste verhaallijn speelt zich af in het Italië van 1560, de tweede in het België van 2010. Hoe hangen de gebeurtenissen in het verleden samen met het heden en de toekomst? Wat is het effect dat de bedreiging van wetenschappelijke ontdekkingen op de Katholieke Kerk in de zestiende eeuw op het leven van Mauro in 2010? Luc Vandromme houdt het tot het einde spannend hoe en waar de verhaallijnen bij elkaar komen.
Tussen de dagen is een meesterlijke vertelling over de grote vraagstukken: leven, liefde, macht en dood. Het is een roes die beroert en beklijft.
Luc Vandromme
Luc Vandromme is een verhalenverteller bij uitstek. Alles draait om de verrassing, de snelheid en de prikkeling van de vertelling. Er wordt vaak beweerd dat het oeuvre van een schrijver draait om een of twee thema’s, dat geldt niet voor Luc Vandromme. Zijn fantasie stuurt hem en de lezer naar alle hoeken van de wereld en van de verbeelding.
Behalve schrijver is Luc Vandromme pedagoog, beeldend kunstenaar en jazz-zanger.
Jan Stoel legt het verband tussen ‘Niets verlaat de tijd’ en het beeldende werk dat ik daarrond maakte.
‘Alles wat de tijd verlaat, is eeuwig’
Een bezoek aan het atelier van Luc Vandromme
‘Ik kom niet uit een familie van koningen of adel. Ik ben geboeid door het leven van gewone mensen. Hun vraagstukken zijn de echte vraagstukken in het leven. De gewone mens “maakt de tijd echt mee”. Is er in ondergedompeld. Staat er niet buiten. Hij kan geen afstand nemen in een duur paleis. Hij heeft geen anderen die voor hem het werk doen. Hij is het die de tijd en de werkelijkheid “uitvoert”. Anderen kunnen dingen bedenken en plannen maken, het gewone individu realiseert ze. De gewone man staat in de oorlog. Is onderhevig aan de invloed van de kerk. Voelt aan den lijve wat het betekent om arm of rijk te zijn. Om tekorten te hebben. Hoe het tijdskader zijn persoonlijke ontwikkeling vooruit helpt of beknot. De gewone man migreert. Vlucht weg. Verlaat zijn onmogelijke leefomstandigheden. Laat zijn familie en land achter. De gewone mens wordt gedwongen. Dit verdient het grootste respect. Dit verdient meer aandacht,’ zegt West-Vlaming Luc Vandromme, die met zijn in 2022 gepubliceerde familiekroniek Niets verlaat de tijd opviel. ‘Alles wat de tijd verlaat, is eeuwig.’
Vandromme (1961) is niet alleen schrijver – hij publiceerde inmiddels zeven romans – maar ook beeldend kunstenaar. In zijn beeldende werk speelt tijd eveneens een rol. Hij schildert onder meer ‘herinneringen’ aan zijn vroegste jeugd, maar maakt ook enorme schilderijen die geïnspireerd zijn op de migratie van Belgen naar onder meer de Verenigde Staten en Canada. Overigens komt de ‘stamvader’ van zijn geslacht ook van elders, uit Pommeren, gevlucht en op zoek naar een betere toekomst in het Westen. Zoals zovelen tegenwoordig op de vlucht zijn en hopen op een nieuw perspectief.
Oase in Pittem Ik spreek Luc in zijn ‘historische’ huisje. Het ligt in wat men wel noemt een oase middenin de lelijkste plek op aarde, de regio rondom Roeselaere. Luc woont in Pittem. Dat is een dorp dat omringd wordt door de welbekende ‘logistieke dozen’ die je overal langs de snelwegen vindt, ook in West-Vlaanderen. Oorspronkelijk woonde hij in Anzegem, ten oosten van Kortrijk. Leuk om te vermelden is dat Ingooigem een deelgemeente van Anzegem is. En wie Ingooigem zegt, denkt natuurlijk meteen aan Stijn Streuvels, die daar woonde en wiens Lijsternest nog steeds de nodige bezoekers trekt. Streuvels die met zijn originele taal beschouwd wordt als een belangrijk vernieuwer in de Nederlandstalige literatuur. Luc Vandromme: ‘Waar we woonden in Anzegem konden we het beroemde venster van het Lijsternest zien. Daarachter had de grote Stijn Streuvels geschreven. Het stond bekend dat hij dagelijks wandelde door de velden. Dit pad hebben we honderden keren bewandeld. Het werkte als een soort magneet.’
Vandromme wilde rust en kwam zo aan de rand van Pittem uit, waar hij een huis betrok dat dateert uit ongeveer 1860. Bij Luc is aan alles een verhaal verbonden. Zo ook aan dit huis: ‘Er werd ons altijd verteld dat het lager gelegen is dan het straatniveau doordat de grond in de negentiende afgegraven werd (met de spade waarschijnlijk) om klei te winnen. In Egem, een dorp even verderop, staat een steenfabriek. Onze grond is inderdaad “koppig”. Ik dolf ooit grond hier, waar mijn echtgenote en keramiste Trui keramiek mee maakte. Oorspronkelijk bestond het huis uit een woonhuis en een dierenstalling. Het gezin voor ons had zes kinderen, de familie voor hen dertien. Wij hebben het huis grondig verbouwd. Voor we verbouwden was er boven slechts één slaapkamer. Hoe deden die mensen dat vroeger?’
Schilderherinneringen Ook nu weer speelt de tijd dus een rol in het verhaal dat Luc vertelt. Hij leidt me verder door zijn huis, de trap op naar de zolder waar zijn atelier zich bevindt. Dat is de plek waar hij zich iedere avond terugtrekt en gaat schilderen. Daar zie ik voor het eerst zijn schilderijen die hij maakte tijdens het schrijven van Niets verlaat de tijd.
Luc: ‘Ik wilde “herinneringen” schilderen, herinneringen aan mijn vroegste jeugd. In mijn hoofd zijn mijn vroegste herinneringen onscherp. Vaag. Er hangt een soort blauw waas over. Alsof de kleuren uitgebleekt zijn. Je ziet dat op mijn schilderijen terug. Alsof je door vitrage naar het verleden kijkt. De basis voor deze schilderijen zijn oude foto’s. Hieronder drie schilderijen uit de serie Tiens, de herinneringen vervagen. Dit schilderij noem ik Met mémé en pépé aan zee. De Haan 1964.’ Het formaat van dit schilderij is fors: 2 x 1.80 m. En als ik de schilderijen van Luc zie en beschouw en vragen stel, dan komt de kunstenaar helemaal los. Hieronder een weergave van hoe Luc Vandromme zijn werk interpreteert.
Tiens, de herinneringen vervagen. Met mémé en pépé aan zee. De Haan, 1964 (1).
Luc: ‘Dit schilderij roept bij mij het volgende op: er is iets met de lucht. En met het krijsen van de meeuwen. Is het mijn verbeelding of geurt de wind zachter? Warmer? Ik zou mezelf moeten laten groeien. De borst vooruit. De schouders breed. De kin krachtig. Alles in mij roept om stilstand. Ter plaatse trappelen houdt me in het licht. In het zand en tussen de dennenappels. In deze schaduw, in deze lichtzinnige gloed ben ik alomtegenwoordig. Onder deze vlekkeloze lucht mogen de armen mij omsluiten. Gracieus ben ik. Gezwollen van zegening. De Haan is weelde. Mij is de tijd geschonken.’
Tiens, de herinneringen vervagen. Met mémé en pépé aan zee. De Haan, 1964 (2).
Luc: ‘Zo wil ik leven. Puur. Heilig. Als een glasraam in rood, groen en blauw. Glazen kaders met glanzende foto’s. Welk een bevoorrecht kind ben ik. Geen Afrikaantje dat honger lijdt en ’s ochtends vroeg tien kilometer verder water moet gaan putten. Ik bezit een matras. Een huis van baksteen. De hemel ligt onder mijn moeders voeten. Ze heeft me bij haar gedragen. Onder pijnen uitgeperst en dan gesust. De zon klapt op mijn voorhoofd. Hoe durft mijn mond te verzuchten? Achter het rolluik doen de merels zot. Als een lichtflits uit de lucht. Hun vaart treft me pal in mijn hart. Dit is het goud van een troon. Deze zaligheid. De ochtend die in vuur en vlam zet.’
Tiens, de herinneringen vervagen. Met mémé en pépé aan zee. De Haan, 1964 (3).
Luc: ‘Ik heb een zus en een broer. Die kun je niet kiezen. Ze zijn er. Als een murmelen. Ik kom van een andere planeet. Zij zijn donker. Een vonk eeuwigheid zit onder mijn huid en drijft me aan. In andere tinten. Voor stilzitten heb ik geen tijd. Elk hoekje wil ik zien. Elke gang. De wind plukt aan mijn zomertrui. Straks rukt hij mijn haren af. Waarom is er water op aarde? Ik ben net zo toevallig. Ik moet iets bijzonders zijn, dat God zich de moeite heeft getroost. Als een vluchtig gas deel ik de overvloed. Het welbehagen bezweer ik niet.’
Mijn iconen ‘De kindertijd is heilig. Ik wilde die “heiligheid” schilderen. Het was zoeken om die te kunnen weergeven. Tot ik me de Byzantijnse iconen herinnerde,’ vervolgt Luc. ‘Ik sta in de traditie van mijn voorouders. Voor mij zijn het iconen. Daarop zijn mijn Gouden portretten gebaseerd. Deze schilderijen hebben een kleiner formaat (30 cm op 40 cm). Een portret moet intiemer zijn. Door mijn voorouders zo te schilderen kwam ik nog dichter bij hen en kregen ze haast iets sacraals. Ik werd geconfronteerd met hun blik, hun mond, hun neus, hun oren, hun haren. Ook deze schilderijen baseerde ik op foto’s uit familiealbums. Vroeger komt zo dichtbij.’
Zij die op mijn schouders staan.
‘Vanaf een bepaald ogenblik kun je je levensvragen niet langer ontwijken, dan blijven ze etteren. Doe je dit niet, dan moet je je moed vergaren. De strijd aangaan. Met durf, dapperheid en kracht. Je moet ontwarren en het raadsel in de ogen kijken. Echt. “Wie ben ik? Van waar kom ik? Hoe komt het dat ik ben zoals ik ben?”
De voorgaande generaties zitten in mij. Of ik wil of niet. Wat kreeg ik dan wel door? Van wie? Uit de levens vóór mij moest ik leren. Naast mijn DNA kreeg ik een opvoeding. Die gebeurt door bepaalde mensen. In een bepaalde tijd, op een bepaalde plaats, in een bepaalde cultuur. Ik ben ontwikkeld tot de persoon die ik ben. Lag alles vooraf vast? Of niet? Ben ik net als de personen die me vooraf gingen? Of net niet? Ik ben gelijk en toch zo anders. Ben ik een mutatie misschien?
Ik wilde de fout niet maken dat ik het verhaal van wie me voorafging niet kende. Een man zoekt zijn mannelijke eigenschappen, zijn vaderlijke lijn. Ik reed mijn vader naar zijn geboortedorp. We bezochten de belangrijke plaatsen uit zijn jeugd. Uit de jaren van zijn jongvolwassenheid. Mijn moeder heeft een uitstekende pen. Ik vroeg haar om haar herinneringen op te schrijven. We praatten over hun ouders, grootouders en familieleden. We hadden het over foto’s, gebeurtenissen, plaatsen. Geluk en drama. Persoonlijke belevenissen en de tijdsgeest. Ik absorbeerde en creëerde. Het werd geen kroniek van koningen, veroveraars, legeraanvoerders en vrome heiligen. Het werd het verhaal van eenvoudige lieden. Mijn voorvaderen. Ze groeiden op. Droomden. Hadden lief. Zondigden. Stichtten. Overwonnen. Zochten vervulling.
Ik kan mezelf niet vanop een afstand bekijken. Onmogelijk kan ik uit dit lichaam treden. Ik laat het graag aan anderen over of ze gelijkenissen en verschillen met mijn voorvaderen zien. Hieronder laat ik een aantal van mijn voorouders vertellen over hun leven.’
Remi
Remi Vandromme (28-7-1929 – 26-12-2019), mijn vader ‘De zon zet me in lichterlaaie.’
‘In 1961 krijg ik een nieuwe zoon. Ik ben de dertig gepasseerd en heb een vrouw en nog twee kinderen. We bouwen ons nieuwe huis in de stad. In een straat waar alleen maar jonge gezinnen komen wonen. Achter de tuin beginnen de boerenvelden die naar het lagergelegen Kuurne leiden. De kleuren herinneren me aan het koren en de paardenruggen uit mijn kindertijd. Ik was een knaap voor Hulste. Voor het buitenlicht, de werkmanhuizen, het vee, mijn kameraden in bretellen en mijn vrijmoedige ouders. De vlascrisis aan het eind van de twintiger jaren en het rollen van de oorlog verscheurden het paradijs. Wie van de geboortegrond wordt verdreven, verliest zijn anker. Wiens vader doodziek wordt, verspeelt zijn bestaanskansen. Kunstenaar worden is voor wie welgesteld is. Mijn verstand moet me redden. Mijn hersenen behouden me. Ik word elektrotechnicus. Een specialist.’
Jenny
Jenny Verbeke (31-12-1931), mijn moeder ‘Jenny heeft “ja” gezegd.’
‘In 1961 krijg ik een nieuwe zoon. Ik ben dertig en heb al een dochter en een zoon. Het ogenblik om vanonder de ouderlijke vleugels los te komen. Ver uit de buurt hoeft niet. Een enige dochter is onlosmakelijk verbonden. Ik sta op eigen benen. Ik kies resoluut. Of ik het pianospelen in het ouderlijke café, het toneelspelen met de Kajotstergroep en de groep meisjes waaraan ik leiding gaf mis? Een nieuwe tijd gaat in. Omkijken leidt tot niets. Heimwee naar mijn geboorteland Canada heb ik niet. Ik ken het niet. Als baby van negen maanden kwam ik terug. Kortrijk is mijn stad. Hier heb ik alles. Ik – wij gaan vooruit.’
Modest
Modest Vandromme (17-08-1900 – 17-02-1957), de vader van mijn vader ‘Verlos me van mijn laatste adem, Heer.’
‘In 1961 krijgt mijn zoon een nieuwe zoon. Spijtig dat ik het kind niet mag leren kennen. Ik ben er niet meer. Mijn darmen hebben me kapot gevreten. Mijn laatste dagen wens ik niemand toe. Afzien is beestachtig. De oorlog moet er voor iets tussen zitten. Het weggevoerd worden. De verplichte arbeid in het Nazirijk. Het hongerlijden. Het slavenbestaan. De eindeloze angst. Wie vrouw en kind moet missen, sterft van binnen. Langzaam. Verweer of niet. Nochtans was ik voor het grotere weggelegd. Voor het vlas. Herenboer zoals alle Vandrommes in Hulste. Onafhankelijk en krachtdadig. Aan toekomstvisie en dromen geen gebrek. En lef. Net op mijn hoogtepunt crasht de beurs. Faillietgaan wanneer je nog geen dertig bent, kom je niet te boven. Durven moet ik voorgoed aan de anderen overlaten.’
Maria
Maria Lagaisse (10-07-1903 – 09-10-1996), de moeder van mijn vader ‘“Karnemelk?” Ze neemt Modests kan over en laat hem in een rozenwolk achter.’
‘In 1961 krijgt mijn zoon een nieuwe zoon. Mijn man ben ik ondertussen verloren. Al lang voordat zijn lichaam het begaf. Mijn zoon is mijn rots. Op hem mag ik steunen. Hoe anders dan toen ik was wie ik was. In het Ooigem van mijn meisjestijd ben ik onbegrensd en vitaal. Ik sta niet los van de dingen. Ik bevind me middenin het bestaan. Ik behoor tot het boerenlandschap. De seizoenen passen mij als gegoten. Ook de jongeman die me ziet staan en me omsluit. Hij brengt schijnsel en straling. Tot het duister komt aanrollen en verstoten. Crisis en kanonnen. Achterlaten is droefgeestig. Het vrije leven. De geborgenheid. De veiligheid.’
Florent
Florent Verbeke (02-02-1904 – 23-06-1981), de vader van mijn moeder ‘Hoe moet een kind verder zonder moeder?’
‘In 1961 krijgt mijn dochter een nieuwe zoon. Weer dank ik de sterren en bid dat ze gezond en in leven mag blijven. Geen enkel kind wens je toe dat het zijn moeder verliest. Niemand weet beter dan ik wat het betekent om losgescheurd te zijn. Met armen die naar het ledige reiken. Onvervuld. Met een stiefmoederkilte die in de plaats komt. Hard. Meedogenloos. Verstotend zonder aantrekking. Met een vaderliefde die wankelt, het verlorene aan de kant schuift en met het nieuwe verder moet. Hoe vind je jouw plaats tussen de verse broers? Nochtans gloeit een warmte binnenin mij. Een tweestrijd ondermijnt. Niets maakt mij kapot. Mij is meer gegeven. Meer dan dit land dat klein houdt en beknot. Dat arme stakkers van de schoolbanken weghoudt en tot handenarbeid dwingt. Mij zijn andere luchten gegund. Mij en het mooiste meisje dat mij wil volgen. Voorbij de baren van de oceaan. Naar de Canadese horizonten. Daar word mijn kind geboren. Daar ben ik wie ik ben. Tot het heimwee het mooiste meisje dwingt terug te keren. Voor haar zal ik timmerman worden en een café bouwen. De zee en de oneindige landschappen daarachter zullen blijven lonken. Mijn waarachtigheid zal in de onmetelijkheid achterblijven.’
Rachel
Rachel Warnitz (29-11-1902 – 14-03-1996), de moeder van mijn moeder ‘“Verdorie, Florent,” lacht ze. “Begrijp je me niet? Ik ga mee. Naar Canada.”’
‘In 1961 krijgt mijn dochter een nieuwe zoon. Mijn dochter. Mijn enige kind. Mijn kern die mijn pad leidt. Die me terugbrengt vanwaar ik kon zijn geweest. Over de golven. Vanwaar de man van mijn leven zijn dromen vond en achterliet. Mijn grond zuigt sterker. Harder en niet te ontkomen. Het is in België waar we thuishoren. Moeder en kind. Vrouw, man en dochter. Tussen het eigen volk. Bij de eigen zusters en broers. Dichtbij de eigen moeder. Een stiefkind kan dat niet begrijpen. Die weet niet wat een echte moeder is. Alleen hier kan ik zijn. Ik wil nog proberen terug te keren naar het vreemde land. Goed dat de oorlog zeemijnen in de haven dropt en geen enkel schip veilig laat uitvaren. Een reden buiten mij is aanvaardbaar. Onze koffers kunnen we definitief opbergen. Voortaan blijven we. In een eigen café. In een eigen huis. Ik herleef. Ik laat me omringen.’
*
Grip krijgen op de tijd De schilderijen in de serie Tiens, de herinneringen vervagen geven markante gebeurtenissen uit het leven van de kunstenaar weer. De formaten zijn niet voor niets zo groot! De frontale confrontatie met de personages komt bij de kijker binnen. Je wordt het schilderij ingetrokken en gaat vervolgens op details letten. Het gebruik van blauwtinten, uitvloeiingen, toetsen zorgt voor een effect dat enerzijds nabijheid, anderzijds afstand creëert. De afgebeelde figuren zijn herkenbaar, maar bewust niet zo scherp gedetailleerd geschilderd. Dat onderlijnt de referentie aan het verleden. De kunstenaar herinnert zich wel wat er gebeurde, maar of hij het zich allemaal precies herinnert? Het langzaam verglijden naar het verleden, maar het toch op je netvlies willen houden, toont Vandromme in verf, net zoals hij dat in woorden doet in zijn kroniek. In beide gevallen schildert hij dus. In de iconische Gouden portretten zie je die techniek terug, maar treft Vandromme de essentie van het karakter van de personages. Mooi zijn in dat verband de tekstfragmenten die eronder staan. Weer die dubbele manier van schilderen: met verf en met woorden. De disciplines schilderen en schrijven verschillen van elkaar, maar vormen op deze manier een eenheid.
Wat een paar maanden eerder voor mij begonnen was met het lezen van Niets verlaat de tijd werd een reis naar de plek waar hij schrijft en schildert, maar ook een reis door het elders van de gedachtewereld van Luc Vandromme. Tekst en beeldend werk vormen bij Luc een eenheid, versterken elkaar, maar brengen ook herkenning, verdieping aan en zorgen voor een kruisbestuiving. Misschien doen ze nog wel meer, want Luc is naast jazzzanger ook pedagoog en zal zijn ervaringen ongetwijfeld een plek geven in het onderwijs. De schilderijen op Lucs zolder, en er staan er misschien wel honderd, doen je ook nadenken over je eigen verleden. Thuisgekomen pakte ik de fotoboeken van mijn ouders en grootouders erbij. De meeste ken ik niet meer, simpelweg omdat de namen niet bij de foto’s geschreven zijn. Hun levens zijn voor mij als het ware verdampt in de tijd. De kracht van Niets verlaat de tijd zit hem in de beklijvende, geschreven portretten die je meenemen op een levensechte reis door de tijd. Zijn schilderijen maken die tijd concreter. Luc: ‘Ik zie de verschillende kunstdisciplines die ik beoefen als een onlosmakelijk geheel. Zo werkt dat bij mij.’ Het artistieke brein van Luc Vandromme is continue in beweging. Misschien wordt er van zijn kroniek en zijn beeldend werk wel een theaterstuk gemaakt of zelfs een multimedia-spektakel. Ik ben vooral benieuwd waar Vandromme zelf mee komt. In ieder geval staat er een nieuwe roman op stapel. Hij liet me een fragment lezen met de werktitel Tussen de dagen. Tijd laat deze boeiende kunstenaar in ieder geval niet los.
Jan Stoel
Jan Stoel (1954) heeft vijfentwintig jaar in het primair onderwijs gewerkt, waarvan zeventien als directeur van een basisschool. Daarna is hij zeventien jaar werkzaam geweest in de culturele sector, in de cultuureducatie. Zijn passies liggen bij literatuur, geschiedenis, non-fictie en beeldende kunst. Zelf zegt hij hierover: ‘De laatste jaren heb ik me vooral gericht op het recenseren van literatuur, het interviewen van schrijvers en het schrijven van artikelen die verband houden met literatuur. Als ik een boek lees wil ik alles weten over dat boek en wil ik me verdiepen in de auteur, zijn achtergronden, zijn inspiraties en zijn eerder werk. Een boek lezen is voor mij een studiemoment.’
Interview – Luc Vandromme over de familiekroniek Niets verlaat de tijd“Als schrijver moet je verdwijnen. Mag je niet zichtbaar zijn”
Over de auteur
Luc Vandromme is geboren in Kortrijk (1961), studeerde pedagogische wetenschappen en volgde een kunstopleiding. Hij werkte mee aan diverse tijdschriften en exposeerde als beeldend kunstenaar. In zijn werk combineert hij bij voorkeur verschillende disciplines: in zijn beeldend werk spelen schilderkunst, fotografie, video, installatie en teksten een rol, en in zijn teksten gaat het vaak om beelden. Zijn werk was te zien in binnen- en buitenland. Zijn veelzijdige artistieke werk beschouwt Luc Vandromme als de vingers aan een hand: elke discipline/vinger heeft een eigen identiteit, maar hun oorsprong is één hand/de kunstenaar. In het schrijven vinden zijn verbeelding en zijn ‘stem’ hun diepste uitdrukking.
Over Niets verlaat de tijd
Om het heden te begrijpen, moet je het verleden kennen. Die stelling is niet alleen van toepassing op de maatschappelijke ontwikkelingen. Ze geldt ook voor het individu. Luc Vandromme stelde zichzelf de vragen: Wie zijn de mensen op wiens schouders ik sta? Welk erfelijk materiaal is van generatie op generatie doorgegeven en hoe beïnvloedt dat mijn identiteit? Zijn zoektocht mondde uit in een reeks authentieke levensverhalen van ‘gewone’ mensen. Mensen die vechten voor hun bestaan, mensen in hun zwakke en sterke momenten, mensen die de officiële geschiedenisboeken niet halen, maar nadrukkelijk onderdeel van die geschiedenis zijn.
In Niets verlaat de tijdneemt Luc Vandromme de lezer in negen beklijvende portretten mee op een levensechte reis door de tijd die we misschien allemaal wel zouden willen maken.
Niets verlaat de tijd is een opmerkelijke kroniek die een kleine twee eeuwen omvat. Aangrijpend en meeslepend als een filmserie. Eens te meer is Luc Vandromme op dreef en toont hij zich een meester in het samensmeden van feiten en verbeelding.
Interview
“Schrijven, schilderen, muziek. Het verwerken van gedachten, het creatief produceren, het maken van dingen, geeft mijn leven het meeste zin”, is te lezen op de website van Luc Vandromme. Ik zag Luc voor het eerst op 14 mei 2022. Tijdens Boek 10, een schrijfevent van Godijn Publishing, verscheen hij aan het eind van de dag op het toneel en verraste iedereen met het a capella zingen van een jazznummer. Ik sprak hem aan en hij bleek niet alleen zanger, maar ook schrijver én Vlaming. Tja, dan ben ik meteen geïnteresseerd als liefhebber van Vlaamse literatuur. Hij bleek al meerdere romans op zijn ‘palmares’ te hebben staan, waarvan er drie werden uitgegeven bij de gerenommeerde uitgeverij De Geus. Ik las Omwille van de soort, zijn vijfde roman, en was verkocht. Het is een adembenemende toekomstroman waarin een pandemie het leven op aarde dreigt te vernietigen. Het verhaal speelt zich af in 2222, maar het lijkt wel of het 2022 is. De roman laat je nadenken over ons leven, de maatschappij van nu met al zijn uitwassen, de rol van social media, de grip van dictaturen en ’big brothers’, over het verliezen van je eigen keuzevrijheid en hoe we met elkaar omgaan. En Luc schreef het verhaal vóór corona ons leven beheerste. Kunstenaars hebben vaak de gave om in de toekomst te kijken.
Ik bleef hem volgen. Nu is Niets verlaat de tijd verschenen. Ik bezocht Luc thuis in het Vlaamse Pittem en maakte kennis met zijn beeldend werk. Zijn ‘visuele dagboeken’ vielen me op. Hij startte ermee op 1 januari 1997 en doet dan gedurende honderd dagen een kleine ingreep. Zo legt hij de tijd vast. Van elk project maakt hij een kunstboek waardoor hij die handelingen later opnieuw kan bekijken. “Ze helpen me bij het herinneren”, zei hij. Laat nou tijd en herinneren ook een belangrijk element in Niets verlaat de tijd zijn. Het is een ‘monument van een boek’. Luc Vandromme, een interessant beeldend kunstenaar, een goed zanger, een begenadigd schrijver en bovendien een warm mens. Maak in dit interview kennis met hem en zijn werk.
Je bent zanger, beeldend kunstenaar, schrijver, pedagoog. Beetje veel om dat allemaal tegelijk uit te oefenen. Hoe werkt dat bij jou? Doe je alles tegelijk, wissel je af, loopt het kruisbestuivend door elkaar heen?
“Ik ben heel gestructureerd en gedisciplineerd. Bovendien kan ik vlot van het ene op het andere medium overstappen. Schrijven kan ik het best ’s ochtends. Vaak start ik al om 7u30. Schilderen is voor ’s avonds. Elke avond werk ik in mijn atelier.”
“Meestal staan de disciplines los van elkaar en hebben die een eigen ontwikkeling en proces. Toch hou ik ervan om een boek multimediaal te benaderen. Voor Het oog van Maria Concepcion en De koffer van Caracas maakte ik foto’s. Bij het Van Gogh-project uit De koffer van Caracas deed ik dat in samenwerking met Lieven Neirinck. Voor Niets verlaat de tijd wou ik nog verder gaan. Ik gebruikte bestaande foto’s en maakte daar een uitgebreide reeks schilderijen van. Het beeldende en de taal staan voor mij altijd dicht bij elkaar.”
“Schrijven is voor mij een snelle manier om beelden te creëren. Je hoeft geen materialen te gebruiken. Er moet geen verf drogen. Een boek is een kunstwerk. Het lezen is een diepgaande belevenis. Zoals een tentoonstelling moet zijn. Of een concert. Het lezen van een boek heeft een zoveel langere ‘duur’. Een boek kan op zoveel meer emoties en gedachten inwerken. Het heeft een overtreffende trap.”
“Het zingen is dan weer iets totaal anders. Dit is het meest directe. Als zanger heb je rechtstreeks en onmiddellijk contact met jouw publiek. Bovendien gebeurt de creatie ter plaatse. Samen met de andere muzikanten. Samen muziek maken en improviseren, wanneer dit lukt, is een overweldigend gevoel. Bovendien is het iets vluchtigs. Na afloop rest niets.”
Constanten in je literaire werk zijn de aandacht voor het verleden, het verleden proberen te reconstrueren en te verbinden met deze tijd; én aandacht voor de gewone mens. Ik zie dat bijvoorbeeld in Patchoeli, waarin zes slachtoffers te betreuren zijn na een brand in een studentenhuis in Parijs. Spittend in het verleden van het huis en de bewoners komt uiteindelijk de waarheid naar voren. In De leerlingsnijder, dat speelt in de zeventiende eeuw in Venetië, gaat de zestienjarige Francesco Serristori in opdracht van een bekend chirurgijn mede op onderzoek naar de werking van het hart en de hersenen. En in Niets verlaat de tijd gaat het ook over de werking van de hersenen, in het bijzonder over het geheugen. Je gaat op zoek naar het verleden van – dit keer – je eigen familie. Je wil het verleden begrijpen. Waar komt die fascinatie vandaan?
“De tijd fascineert me. Een net zo’n fascinerende gedachte is dat ‘nu het gevolg is van vroeger’. Hoe we nu leven en denken is een gevolg van hoe het verleden zich ontwikkelde.”
“Ik ben geboeid door ‘ontwikkelingen’ en ‘vernieuwingen’. Door de oplossingen die de mens voor zijn problemen zocht. Hoe steken het leven, de aarde en het heelal in elkaar? Hoe merkwaardig is het dat gebeurtenissen uit het verleden het menselijke gedrag bepalen. Hoe merkwaardig is het dat zaken uit mijn jeugd mij als persoon nog steeds beïnvloeden. Blijkbaar heeft het geheugen een ontzaglijke kracht.”
“Wie ben ik? Van waar kom ik? Hoe komt het dat ik ben zoals ik ben? Welke sporen zijn er bij mijn voorouders te vinden”, schrijf je. Waarom wil je dat zo graag weten? Waar ligt de kiem voor deze familiekroniek?
“Als mens bezit ik DNA. Dat kreeg ik door. De voorgaande generaties zitten in mij. Of ik wil of niet. Wat kreeg ik dan wel door? Van wie? Met het ouder worden voelde ik de aandrang om dit echt te onderzoeken. Niet half. Maar echt. Wat kon ik leren uit de levens van wie mij voorafgingen?”
“Als mens kreeg ik naast mijn DNA een opvoeding. Een opvoeding gebeurt in een bepaalde tijd, op een bepaalde plaats, in een bepaalde cultuur. Ook dat wou ik onderzoeken.”
“Ik ben ontwikkeld tot de persoon die ik ben. Welke verklaringen vind ik in het DNA en welke in de opvoeding? Ligt alles vooraf vast? Of niet? Ben ik net als de personen die me vooraf gingen? Of net niet? Ben ik een mutatie misschien? Als dit niet het onderzoeken waard is.”
Kun je iets over dat proces vertellen en de wijze waarop je dat verwerkt hebt in je boek?
“Mijn vader werd oud. Ik wou de fout niet maken dat ik zijn verhaal niet kende. Dat ik nooit echt met hem had gepraat. Uren heb ik hem geïnterviewd en gefilmd. Ik reed hem naar zijn geboortedorp. We bezochten de belangrijke plaatsen uit zijn jeugd. Uit de jaren van zijn jongvolwassenheid. Mijn moeder heeft een uitstekende pen. Ik vroeg haar om haar herinneringen uit haar jeugd op te schrijven. We praatten over hun ouders, grootouders en familieleden. We hadden het over foto’s, gebeurtenissen, plaatsen. Geluk en drama. Persoonlijke dingen en de tijdsgeest. Ik legde vast. Ik noteerde. Ik absorbeerde. En dan liet ik los. Dan begon de creatie.”
Portret van Jenny Verbeker, de moeder van Vandromme
Je doet iets bijzonders. Natuurlijk zijn het negen verhalen van familieleden, maar op de een of andere manier (ik kan daar geen vinger op leggen) zijn het toch geen negen losstaande verhalen, maar vormen ze een geheel. Waar zit het geheim, Luc?
“Dat is een moeilijke. Iets waar ik ook de vinger niet kan op leggen. Dat is nu net de kern van het maken van een kunstwerk. Ik vertrek vanuit een uitgangsvraag. Een premisse. Bijvoorbeeld ‘Hoe komt het dat ik ben zoals ik ben?’ of ‘Welke verklaringen uit het verleden zijn er die ervoor zorgen dat ik ben wie ik ben?’”
“Naast die vraag bepaal ik vooraf het werkproces. Bij Niets verlaat de tijd was dit: ik onderzoek de vaderlijke lijn. Ik ga op zoek naar de mannen. Mijn vader. Mijn grootvaders. Hun vaders. Ik laat ze zelf aan het woord. Gedurende een deel van hun leven. Tegen de achtergrond van de tijd waarin ze leefden.”
“Het werkproces stuurt me. Zonder dat ik vooraf de inhoud vastleg of ken. Ik maak geen schema’s. Ik laat het boek zichzelf schrijven. Ik heb geleerd dat ik dit, vaak onbewuste, proces mag vertrouwen.”
Je bent erin geslaagd de negen losse delen op een heel organische manier met elkaar te verbinden, zodat het meer is dan losse verhalen. Het gaat ‘om de som van de delen’. Al die kleine verwijzingen zoals de ooms die timmerman zijn, een familielid die cabaretier is, je moeder die van theater houdt. Het zijn allemaal elementen die jou maken tot wat je bent. Vond ik erg mooi aan het boek. Ik vond de keuze voor het ik-perspectief een vondst. Te meer omdat je als ‘de keppe’ (in het Westvlaams een troetelnaam voor een kind) in deel negen zelf aan het woord komt. Allemaal ik-verhalen die samenkomen in jou ik-verhaal, in Luc Vandromme. Had je dat idee al vanaf het begin?
“Ik had vooraf het idee dat het boek ‘echt’ moest zijn. Iemand vroeg me een tiental jaar geleden: ‘Wanneer ga je eens iets echts schrijven?’ Ik dacht dat ik hem begreep. Ik dacht dat elk boek wel echt was. Tot het heel diep doordrong dat ‘echt’ betekende dat ik ook over mijn werkelijkheid moest schrijven. Resoluut. Oprecht. Met openhartigheid.”
“Ik besloot dat de verhalen van mijn voorvaderen en mijn zoektocht naar mezelf pas volledige betekenis kregen wanneer ik een deel autobiografisch maakte.”
“Ik besloot mijn 100 vroegste herinneringen op te schrijven. Aanvankelijk dacht ik dat ik weinig tot geen herinneringen aan mijn vroegste kinderjaren bezat. Tot ik de tijd nam. Mijn geheugen plooide zich vanzelf open.”
“Om over mezelf te schrijven heb ik schroom moeten overwinnen. Ik koos ervoor om door ‘mijn’ kinderogen te kijken. Naar de wereld. Naar de mensen rondom mij. Naar de gebeurtenissen van die tijd. In die kinderblik ligt de kern. Die is magischer dan de blik van een volwassene.”
Het gevaar om te kiezen voor je eigen familie zou er toe kunnen leiden dat het louter een persoonlijk verhaal wordt, niet zo interessant om te lezen voor anderen buiten je familie. Hoe heb je die lastige klip omzeild?
“Ik heb geprobeerd mijn familieleden met de grote levensvragen te laten worstelen. Levensvragen die het individu overstijgen. Zaken waarmee elk mens tijdens zijn/haar leven wordt geconfronteerd. Liefde. Dood. Huwelijk. Kinderen krijgen. De familie. Geluk. Tegenslag. Oorlog. Werk. Persoonlijk streven. Persoonlijke ontwikkeling. Dit tegen de achtergrond van de grote momenten uit de afgelopen twee eeuwen: oorlog, crisis, voorspoed, ontwikkelingen op vlak van technologie, geneeskunde, economie, mode, emancipatie…”
“In dit tijdskader is elke persoon slechts een radertje. Of het nu om dit individu gaat of om een ander, er zijn ontzettend veel gelijkenissen. Met deze kroniek wil ik stilstaan bij wat mijn bijdrage aan de familie/het leven is.”
Je kunt het boek op vele manieren lezen, bijvoorbeeld als een familiekroniek over gewone mensen, als een queeste naar wie Luc Vandromme is. Je verbindt de historie van gewone mensen met de context/de tijd waarin zij leven. Daardoor worden zij als het ware kind van hun tijd. Maar je snijdt ook thema’s als migratie aan (je ‘oervader’ was afkomstig uit Pommeren en vluchtte naar Brugge, andere familieleden emigreerden naar Canada op de vlucht voor de Duitsers), de rol van de kerk, de gevolgen van de oorlogen, de kloof tussen rijk en arm, stad en platteland, de Vlaamse beweging, de rol van het geloof, maar ook de hechtheid van de familie. Al die ingrediënten zorgen voor veel herkenning in het verhaal. Hoe heb je die keuzes gemaakt?
“Ik wou het individu plaatsen t.o.v. zijn werkelijkheid. Ik kom niet uit een familie van koningen of adel. Ik ben geboeid door het leven van gewone mensen. Hun vraagstukken zijn de echte vraagstukken. De gewone mens ‘maakt de tijd echt mee’. Is erin ondergedompeld. Staat er niet buiten. Hij kan geen afstand nemen in een duur paleis. Hij heeft geen anderen die voor hem het werk doen. Hij is het die de tijd en de werkelijkheid ‘uitvoert’. Anderen kunnen bedenken en plannen (politici, adel, koningen…), het gewone individu realiseert die. Hij staat in de oorlog. Is onderhevig aan de invloed van de kerk. Voelt aan de lijve wat het betekent om arm of rijk te zijn. Om tekorten te hebben. Hoe het tijdskader zijn persoonlijke ontwikkeling vooruit helpt of beknot. De gewone man migreert. Vlucht weg. Verlaat zijn onmogelijke leefomstandigheden. Laat zijn familie en land achter. De gewone mens wordt gedwongen. Dit verdient het grootste respect. Dit verdient meer aandacht.”
Het verhaal zit doortimmerd in elkaar. Als auteur moet je, denk ik, soms afstand nemen van wat je geschreven hebt. Ik weet dat Ad van de Kieboom, een gerenommeerd redacteur – bij de uitgaven bij De Geus was hij al jouw redacteur – een rol heeft gespeeld bij de redactie. Kun je daar iets over vertellen.
“Ad van den Kieboom is mijn mentor en coach. Hij bezit het ‘meesterschap’. Het was heel bijzonder dat ik hem mocht ontmoeten. Dat hij zijn volle vertrouwen schonk. Dat hij nog altijd meegaat in mijn creatieve proces. Een ‘duivelspact’, zoals hij het soms gekscherend noemt. Alles heb ik van hem geleerd. Zowel op het vlak van de plotontwikkeling als op het vlak van de taal. Met het ouder worden, vind ik de taal steeds belangrijker worden. Vroeger wou ik vooral beelden scheppen. Nu moet de ‘zegging’ ook bijzonder zijn. Daarin word ik strenger. Een freak, haast. Ik leerde van Ad dat ‘lezen totaal iets anders is dan schrijven’. En: ‘Als schrijver moet je verdwijnen. Mag je niet zichtbaar zijn. De tekst moet uit zichzelf snelheid en kracht bezitten. Moet zich ontvouwen zonder storende elementen.’”
Ik vind Niets verlaat de tijd zo prachtig gevonden. Altijd blijft er iets van het verleden over. Hoe ben je op de titel gekomen?
“Eind 2019 overleed mijn vader. Op het bidprentje stond de tekst: ‘Alles wat de tijd verlaat, is eeuwig.’ Deze roman beschouw ik als een eerbetoon aan mijn ouders en aan mijn vader in het bijzonder. Een aandenken aan zijn leven en het leven van de mensen rondom hem. Ik wou dezelfde boodschap van het bidprentje, maar dan in een andere vorm. Een titel als een algemene waarheid. Die voor iedereen geldt. Een titel die ‘echt’ is.”
Het boek gaat ook over het geheugen, herinneren. Ik noem het ‘postmemory’. Er is namelijk een groot verschil tussen de herinnering aan wat gebeurd is en de herinnering zoals die verteld wordt. Hoe langer het geleden is dat iemand leefde des te minder volledig zijn die herinneringen. De leemtes die ontstaan vul je dan op met fictie. Je ziet dat mooi in je kroniek terug. De eerste drie delen zijn veel korter namelijk, het is langer geleden. Hoe zit het met de balans tussen feit en fictie in je kroniek?
“Ik heb gestreefd naar ongeveer 90% waarheid in de feiten. Voor zover ik die vernam en kon opzoeken. Het verbinden van al die feiten tot een leesbare roman is net waar het om ging. Niets verlaat de tijd is geen historisch naslagwerk. Het boek heeft de bedoeling om van te genieten, te ontroeren, aan te zetten tot nadenken over het eigen leven en de eigen familie.”
Je geeft alle personages een eigen stem, maar ook een beeld door ze allemaal met een foto (of een foto die naar hen verwijst) in je boek af te drukken. Behalve in deel 7 als het om ‘de verkeerd gezinde’ Henri Ampe gaat, de man die fout was in de oorlog. Waarom heb je die foto weggelaten?
“In Vlaanderen ligt dit thema nog steeds uiterst gevoelig. Het oorlogstrauma is absoluut nog niet verwerkt. Er wordt weinig openlijk over gepraat. Het onderwerp leidt altijd tot polemiek. Over collaboratie zwijg je het best. Uit respect voor de nabestaanden heb ik geen foto’s geplaatst.”
Je speelt met voor de lezers die al wat ouder zijn met allerlei herkenbare dingen: de stripverhalen van Dikke Dolf, een jongen die zijn communie doet in ‘col marin’, de rups op de ‘Paasfoor’, Tante Terry en Nonkel Bob (televisiehelden voor de jeugd) en Puckolo-limonade. Popt dat zomaar op in je hoofd of heb je dat van tevoren allemaal genoteerd? Het verlevendigt het verhaal. Hoe pak je zoiets aan?
“Bij het bedenken van een roman verdiep ik me graag in de tijdsgeest. De tijdsgeest moet kloppen. Het beschrijven ervan gebeurt aan de hand van de grote feiten maar ook aan de hand van details (voeding, kledij, huizenbouw….) Bij Niets verlaat de tijd liet ik me inspireren door foto’s, film, boeken, het internet, eigen herinneringen. Het was bijzonder om mijn eigen jeugd weer te zien verschijnen.”
Je schrijft heel toegankelijk, weet de spanning goed vast te houden, hanteert het principe van show don’t tell. Je observaties zijn wondermooi geformuleerd. Ik pak er eentje uit, die staat in het deel De verkeerd gezinde. Daar ziet Eliza sneeuw: “De wolken vallen (…) Witte, onschadelijke bommen die zich tot de balkons ophopen. Ze dempen de tijd en het gemis van mijn broertjes.” Je kijkt met de gevoeligheid van een beeldend kunstenaar. Veel denkwerk?
“Dit is net het leuke en het verrassende aan het schrijven. Dat woorden beelden kunnen oproepen. In enkele woorden iets van het onzeglijke aanraken. Ook dit is pure magie. Ooit las ik dat ‘als je een vergelijking hanteert die zeker een score van 8 op 10 voor jezelf moet hebben.’ Alles wat daaronder scoort laat je beter vallen. Dan is het enkel een cliché. Ik probeer dit na te streven. Het betekent streng zijn voor mezelf. Natuurlijk lukt dit niet altijd. Het is een streven. Soms gaat dit vanzelf. Vaak is het zoeken tot het beeld zich helemaal correct heeft gevormd.”
Op je atelier zag ik Luc Vandromme in optima forma. Begeesterd door Niets verlaat de tijd wil je ook beeldend het verhaal vormgeven: grote doeken met familieleden erop en schilderijen die wel iconen lijken van je hoofdpersonen. Kun je daar iets over vertellen?
“Ik wou ’herinneringen’ schilderen. Herinneringen aan mijn vroegste jeugd. In mijn hoofd zijn dit vage beelden, vol licht. Ik wou het licht vangen. De onscherpte. Daarnaast heeft een jeugd ‘iets heiligs’. Het is de basis. Ik vroeg me af hoe ik die ‘heiligheid’ kon symboliseren. Ik vond het antwoord in de stijl waarop Byzantijnse iconen worden gemaakt. Ik ging de ‘hoofdpersonages’ uit het boek als iconen schilderen en kwam tijdens het proces van het schilderen nog dichter bij hen. Ik werd geconfronteerd met hun blik, hun mond, hun neus, hun oren, hun haren… Daarnaast maakte ik een dertigtal ‘zelfportretten’. Dit in een kleine, ronde vorm. Als mogelijke profielfoto’s zoals je die op social media aantreft. Voor alle schilderijen baseerde ik me op foto’s uit familiealbums.”
En dan ligt die vuistdikke kroniek er, ben je er beeldend mee aan het werk. Nog ideeën om er een theaterproductie van te maken?
Niets verlaat de tijd is opgebouwd uit negen monologen. De tekst is zo geschreven dat hij uitspreekbaar is. Het is mijn droom dat de monologen op de planken worden gebracht. Als een monologenmarathon gedurende één dag. Of één monoloog gedurende opeenvolgende dagen. Mocht een theatermaker zich geroepen voelen: graag.”
Niets verlaat de tijd is een prachtige epische familiekroniek, die het particuliere overstijgt. De auteur weet de spanning in zijn verhaal goed vast te houden, weet te ontroeren. Wat een boek én wat een man! Ik kijk uit naar zijn volgende project/roman.